donderdag 26 september 2013

Miezerig of een plensbui?

Gisteren ook zo genoten van het verslag van de algemene beschouwingen in de Tweede Kamer? LinguaLog wel, speciaal het taalgebruik van kamerlid W.
Het voordeel van zijn scheldkanonnades is: er zit altijd wel een woord in dat de nieuwsgierigheid wekt. Scheldwoorden zijn taalkundig nu eenmaal vaak veel interessanter dan nette woorden. Zijn favoriete woord van gisteren was miezerig.
We kennen het woord natuurlijk allemaal. Het heeft twee betekenissen: regenachtig en nietig.
Miezeren of miezelen betekent zachtjes regenen. De betekenis nietig, armzalig heeft het woord zeker gekregen onder invloed van het Latijnse miser, armzalig, ongelukkig. Overigens is de betekenis nietig ouder dan regenachtig. Dat kun je vinden in het Chronologisch Woordenboek van Nicoline van der Sijs op dbnl.org.
Werkwoorden als miezeren noemen we frequentatieven: ze duiden een herhaalde werking aan. Vergelijk bijvoorbeeld trappen / trappelen en snuiven / snuffelen.
Naast miezerig bestaat ook nog mies, met ongeveer dezelfde betekenis: een mies mannetje. Dat komt uit het Jiddisch, en is een verbastering van het Hebreeuwse mi’ūs. Er lijkt dus geen verband te bestaan tussen mies en miezerig, eerder is het een toevallige overeenkomst. Kamerlid W. zal het woord mies vast wel in zijn achterhoofd gehad hebben bij zijn uitspraken van gisteren.
Overigens vond LinguaLog het geheel meer op een plensbui lijken, dus misschien moet kamerlid W. toch nog eens goed in Van Dale kijken!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten