zondag 25 september 2011

Wijt, weider, wijdst

Deze week aandacht voor een spellingprobleem. De aanleiding is al weer de krant. Je zou onderhand je kinderen gaan verbieden om de krant nog te lezen! En maar klagen over het taalniveau op de scholen. Laten de journalisten eerst eens aan zelfonderzoek doen.
Dit kwam LinguaLog tegen:
Ali wijdt het aan zichzelf dat hij nog geen baan heeft.
Wat is hier fout?
Ja, lezers, u had het vast wel gezien; er moet staan: wijt.
In onze taal hebben we een aantal homofone werkwoordsvormen, bijvoorbeeld houd – houdt – hout. Ze klinken hetzelfde (homofoon), maar worden anders gespeld.
Bij de voorbeeldzin zijn er zelfs vijf homofone woorden: wijd – wijdt – wijt – weid – weidt. En dan draait de journalist aan de spellingstombola en neemt gewoon het woord dat eruit rolt. Terwijl het met een beetje nadenken toch niet fout zou hoeven te gaan.

Allereerst: wat betekenen de woorden? Wijt wordt het minst gebruikt, hoewel de actie op zich vaak genoeg voorkomt: Wilders, bijvoorbeeld, wijt alle ellende in Europa aan de Grieken, Rutte wijt de tekorten in de zorg aan het teveel aan pgb's, LinguaLog wijt de taalfouten in de krant aan de nonchalance van de journalisten, kortom, we wijten heel wat af.
Wijdt komt van wijden: hij wijdt al zijn aandacht aan een correcte spelling.
En weidt komt van het werkwoord weiden: de herder weidt zijn schapen. Nee, en dus niet 'de herder weid zijn schapen'! Dat kan de herder alleen over zichzelf zeggen: ik weid mijn schapen.
De naam van deze afbeelding 
was broek_rood_wijdt.jpg!
Ik wijd kan ook, maar dat betekent weer wat anders: ik wijd mijn aandacht aan het weiden van mijn schapen. En daarbij houd ik mijn ogen wijd open over de weide.
Ik wijdde mijn schapen kan trouwens ook, maar dat verwacht je eerder van de paus.
Schapen kunnen zodoende zowel gewijd als geweid zijn.

Dan hebben we ook nog het meervoud en de verleden tijd:
wij wijden – wij weiden – wij wijten
wij wijdden – wij weidden – wij weten
Daar zitten ook weer diverse homofonen tussen.

Duizelt het u? Kunt u het niet meer volgen?
Dan heeft LinguaLog een tip voor u: neem een Twitteraccount, zorg ervoor dat u flink wat volgers krijgt en spreek dan af dat u voortaan een vereenvoudigde spelling gaat hanteren. Houd dat een tijdje vol, zodat niemand meer weet wat de goede vormen ook al weer waren.
Eén ding is zeker: de Taalunie zal u op de hielen zitten en uw spelling op een gegeven moment goedkeuren, omdat 'de mensen niet meer weten hoe het oorspronkelijk moest'.
U als taalgebruiker wint het op den duur wel. En voordat het zover is, bieden uw fouten LinguaLog voldoende stof voor nieuwe blogs.

zondag 18 september 2011

Mores leren, amices!

LinguaLog schreef op 6 juli over het gebruik van Latijnse woorden in het Nederlands. Het ging over Latijnse woorden die bij ons ingeburgerd zijn, maar waarbij veel mensen niet meer weten of ze enkelvoud of meervoud zijn.
Aan de toen gegeven voorbeelden kunnen we weer een paar pareltjes toevoegen: LinguaLog leeft tenslotte van andermans fouten, nietwaar?

Als we over een poosje met vakantie naar Griekenland gaan, hebben we misschien weer vreemde valuta nodig. In deze zin wringt iets, vindt LinguaLog. Valuta wordt tegenwoordig vaak als meervoud gebruikt: bij het Grenswisselkantoor kun je vreemde valuta kopen. Valuta komt uit het Italiaans en is een voltooid deelwoord (van het Latijnse valere – waard zijn) in het vrouwelijk enkelvoud; oorspronkelijk zal er wel een zelfstandig naamwoord bij gestaan hebben, maar LinguaLog heeft niet kunnen achterhalen welk woord dat was. Hoe dan ook: valuta is enkelvoud, met als Nederlands meervoud valuta's

Nu naar de titel van dit stukje.
Deze week was er een demonstratie van advocaten. De amices, zo las LinguaLog in een ingezonden brief in de krant, protesteerden in toga tegen de kabinetsvoornemens voor 2012. Advocaten hebben de gewoonte elkaar in hun correspondentie aan te spreken met Amice. Dat is de aanspreekvorm van het Latijnse woord amicus, vriend. Amicus heeft als meervoud amici, en dat geldt ook voor de aanspreekvorm. In het Latijn spreek je je gezamenlijke vrienden aan als amici. De adviesdienst van de Taalunie denkt daar heel anders over, lijkt het, en geeft een meervoud amices. LinguaLog begrijpt niet waarom de dienst niet gewoon zegt dat het meervoud amici is en vervolgens zegt dat 'de mensen' (uitgezonderd dan LinguaLog, en u nu ook) een meervoud amices vormen omdat ze amice niet meer begrijpen. Natuurlijk mag, en moet, een taal veranderen, maar leg dan tenminste nog één keer uit hoe het zit!
Ten slotte het woord mores. LinguaLog las in de krant: De nieuwe communicatiemores heeft hen tijdelijk monddood gemaakt. Mores kennen we allemaal in de uitdrukking 'Ik zal hem eens mores leren'. Mores is het meervoud van het woord mos, gewoonte. De journalist had hier dus hebben moeten schrijven.
Natuurlijk staat mores in het meervoud, want er moet aan sommige mensen zoveel bijgeschaafd worden dat één mos niet genoeg is.
Dat geldt in elk geval voor de kranten en de Taalunie!

zondag 11 september 2011

De taal van 11 september

Vandaag is het 11 september. Precies tien jaar geleden vonden de aanslagen op het World Trade Center plaats.
Meestal verzint LinguaLog de stukjes zelf, maar deze keer is het grotendeels een bewerking van een artikel van de Amerikaanse taalkundige Geoff Nunberg: No Language Legacy: Where's The Sept. 11 Vocab? (www.wbur.org/npr/140040272/no-language-legacy-wheres-the-sept-11-vocab).
Nunberg vraagt zich af wat voor invloed de gebeurtenissen van 11 september op de taal gehad hebben. Het antwoord zit al een beetje besloten in de titel van zijn stuk: er is maar heel weinig van over.
In het begin hoorden we termen als 'oorlog tegen het terrorisme', 'as van het kwaad', en andere termen die in Nederland minder bekend geworden zijn. Maar nu, tien jaar later, moet je concluderen dat deze twee al weer bijna verdwenen zijn. Dat zal vooral te danken zijn aan de machtswisseling in het Witte Huis.
Nunberg vraagt zich af hoe het komt dat de woorden van 11 september verdwenen zijn. Hij heeft daartoe gekeken naar de Tweede Wereldoorlog. Termen uit die oorlog zijn wel blijven hangen in de taal: bruggenhoofd, blitz, blackout. Zelfs de Vietnamoorlog heeft meer bijgedragen aan de taal dan 11 september, zoals 'haviken en duiven' en 'licht aan het einde van de tunnel'.
Het antwoord van Nunberg is dat beide oorlogen meer in de maatschappij geworteld waren: bijna iedereen kende wel iemand die erin diende. Maar bij 9/11 was het anders: degenen die het geluk hadden geen bekenden verloren te hebben, de meerderheid van de bevolking dus, konden eigenlijk niets doen in de 'war on terror' die losbarstte. President Bush raadde de mensen zelfs aan om maar naar Disney World te gaan (Wie zegt trouwens dat Bush dat stiekem in die dagen zelf ook niet gedaan heeft? Wij wisten toch niet altijd precies waar hij was?). Er werd gezegd: als de wedstrijd in de Rose Bowl niet doorgaat of als je in de bar die derde martini niet neemt, dan winnen de terroristen. Het werd dus al gauw weer business as usual.

En bij de verkiezing van het woord van het decennium kwam 9/11 maar op de derde plaats terecht, na Google en blog.
Wat moet er gebeuren, wil een oorlogsterm in het dagelijks leven terechtkomen: LinguaLog denkt dat zo'n woord in overdrachtelijke zin gebruikt moet gaan worden, wat wél gebeurd is met de term licht aan het einde van de tunnel. Ground Zero zou dé term kunnen worden bij het afbranden van een winkelcentrum of een chemische fabriek, maar de burgemeester van New York heeft nu juist opgeroepen om vanaf morgen die term niet meer te gebruiken, omdat die ziet op het verleden, en we vooruit moeten kijken.
De tijd zal het leren.

zondag 4 september 2011

Latijn in en om het huis

Zoals ik in een vorig bericht al schreef: u weet niet hoeveel Latijn u al kent!
En u zit er letterlijk middenin en bovenop.
Onze huizen hebben muren aan de buitenkant. Het woord muur hebben we te danken aan de Romeinen. Hoe zal dat gegaan zijn? De Germanen bouwden lemen huizen. De omhulling ervan werd gevormd door wanden. Toen kwamen de Romeinen in onze streken en zij bouwden de buitenmuren van steen: een murus. De Germanen namen dat over en gebruikten muur voor de buitenkant en wand voor de binnenkant. En zo is het eigenlijk nog steeds.

Waarschijnlijk zit u op dit moment op een stoel, aan een tafel. Stoel is geen Latijn, tafel wel: het komt van het Latijnse tabula. Een stoel en een tafel zijn meubels. U raadt het al: meubel komt uit het Latijn. Het Latijn kent het werkwoord movere, bewegen, waarvan mobilis is afgeleid. Meubels zijn voorwerpen die je kunt verplaatsen. Een mobiele telefoon is daar ook van afgeleid, maar uiteraard pas eeuwen later. Dat kun je ook aan de vorm zien: het woord is nog geen eigen leven gaan leiden, maar is afgeleid van het Engels, dat de oorspronkelijke Latijnse vorm vrijwel ongewijzigd behouden heeft.

Iedereen heeft een keuken. Jazeker, ook dat komt uit het Latijn. En het werkwoord koken ook. Het Latijnse woord luidt coquere; coquina is een daarvan afgeleid bijvoeglijk naamwoord (koks-) en beide woorden zijn geheel in onze taal ingeburgerd. Niemand nog die er iets vreemds in ziet.

In de koelkast (geen Latijn!) ligt bij de meesten wel een stuk kaas. Raak! Kaas is afgeleid van caseus, dat bij de Romeinen ook kaas betekent.

Ten slotte staat ons huis met al zijn Latijn aan een straat. En inderdaad, die zijn door de Romeinen aangelegd. De Germanen hadden wegen, van zand of min of meer verhard. De Romeinen hadden heel wat te veroveren en moesten opschieten, en dat kun je op een stenen, geplaveide weg veel beter. Het woord straat komt van het werkwoord sternere, op de grond uitspreiden, met voltooid deelwoord stratum, dat wat uitgespreid is.

En het woord kamer, dat klinkt toch ook niet echt Nederlands? Dat komt oorspronkelijk uit het Grieks en is via het Latijn in onze taal terechtgekomen.

Er is een clubje dat alle niet-Germaanse woorden uit het Nederlands wil schrappen. Hoe zouden die mensen wonen? Huis kan nog net, maar hoe hun huizen eruit zien? LinguaLog heeft een beetje medelijden met hen.