Nederland heeft zijn eerste wedstrijd in het Europees
kampioenschap verloren, tot verdriet van velen. Toch zijn er mensen die erg blij
zijn met deze nederlaag: degenen die deze uitslag correct voorspeld hadden en
er geld op ingezet hadden. Zoals zo vaak: de een zijn dood is de ander zijn
brood.
Op allerlei plaatsen zijn pools gevormd, met als
uiteindelijke winst de eeuwige roem (nou ja, een minuut of tien) of een grote
som geld. En je zult maar Nederland inderdaad hebben laten verliezen: tel uit
je winst, de eerste klapper is alvast binnen! En iedereen hoopt dat hij of zij
de tweede poulewedstrijd goed voorspelt.
Pool en poule: twee woorden met dezelfde
uitspraak, maar met een verschillende betekenis: pool is een wedsysteem, poule
is een aantal sportploegen die samen in een groep spelen. Er zullen vast veel
mensen zijn die die woorden door elkaar halen.
Toch lijken de twee woorden meer op elkaar dan je op het eerste
gezicht denkt. Pool hebben we geleend
uit het Engels, dat het op zijn beurt uit het Frans geleend heeft: poule. Poule betekent ook kip.
Hoe kan dat nu? Sport was toch in oorsprong een mannenzaak en dat associeer je
meer met haantjesgedrag.
De etymologen zijn ervan overtuigd dat de oorsprong van poule/pool inderdaad in het kippenhok
ligt, ook al is het verband niet helemaal duidelijk. Ze denken dat de pot
waarin de inzet gestort wordt, overeenkomst vertoont met het nest waarin de kip
haar eieren legt. Die eieren worden elke dag geraapt, zoals de winnaar van de
voorspellingen het geld uit de pot pakt.
Voor de volledigheid: ons eigen woord poel, meertje, heeft er helemaal niets mee te maken. Dat is een
heel oud woord uit de tiende eeuw.
En wat dat kippenhok betreft: bij de voor- en
nabeschouwingen van de wedstrijden zit er in de studio een stelletje 'deskundigen'
met elkaar te praten; als de emoties hoog oplopen en ze door elkaar gaan
praten, lijkt dat net een kippenhok, vindt LinguaLog. Een kippenhok met een
hoog haantjesgehalte, dat weer wel…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten