Vandaag wil LinguaLog het eens over de aanvoegende wijs hebben, en Volkskrantjournalisten moeten deze column maar eens goed lezen.
De aanvoegende wijs, wat is dat precies?
Allereerst wijs: dat is een verkorte vorm van wijze, manier. Dus de manier waarop je iets zegt. Je kunt bijvoorbeeld feiten vertellen, je kunt een opdracht geven of een wens uitspreken.
De wijs voor de feiten, de 'normale' situatie, heet de aantonende wijs. Je vertelt hoe iets is in heden, verleden of toekomst: ik lees een boek – ik las een boek – ik ga een boek lezen.
Iedereen zal de term gebiedende wijs wel kennen: loop door, houd je mond: dat zei LinguaLog jarenlang tegen haar leerlingen.
Dan de aanvoegende wijs: die wordt in het Nederlands niet veel meer gebruikt, alleen nog in enkele versteende uitdrukkingen: leve de koningin, koste wat het kost, men neme een ei.
Met deze zinnetjes bedoel je niet dat de koningin leeft, dat iets een bepaald bedrag kost of dat iemand een ei neemt, maar je wenst het beste voor de koningin, je oppert de mogelijkheid dat er kosten zijn of je spoort iemand aan om een ei te pakken. En daarvoor dient de aanvoegende wijs. Je vormt hem door de -n van de onbepaalde wijs af te halen.
In de Germaanse talen zijn dit soort vormen bijna verdwenen. Het Engels kent ook nog Long live the queen, het Duits heeft Es lebe der König! . Het Duits heeft meer van de aanvoegende wijs behouden dan het Nederlands, want Ich möchte gern ein Bier is heel gewoon.
In het Latijn en Grieks was deze wijs heel gewoon. Het Grieks had daarnaast ook nog een aparte wijs voor wensen. Na bepaalde voegwoorden moest je de aanvoegende wijs (in het Latijn: coniunctivus) gebruiken; opdat is er zo een: het duidt immers een voornemen aan en geeft niet aan of iets ook feitelijk gebeurt.
In de Romaanse talen (in dit geval het Frans) leeft de coniunctivus voort in de subjonctif. Je ziet in het Frans hetzelfde als in het Latijn: de subjonctif komt vooral voor na werkwoorden die een wens, gevoel of twijfel aanduiden.
Nederlanders zijn hun gevoel voor de aanvoegende wijs bijna helemaal kwijt. Leve de koningin, hoe het ook zij: ja, ook zij is een aanvoegende wijs, net als in dankzij en tenzij. Meestal doen we dat wel goed.
Meestal, dus niet altijd: LinguaLog begon haar column met een tip voor Volkskrantjournalisten. Onlangs las zij in de krant de volgende zin: Als R. ooit – wat God verhoedde – een cent krijgt,…
Het gaat hier om verhoedde: dat is fout. De bedoeling is natuurlijk dat je hoopt dat God iets verhoedt: een aanvoegende wijs dus. Maar verhoedde is een verleden tijd, wat zou betekenen dat God iets verhoed heeft. Hier moet je verhoede zeggen.
Je hoort ook wel eens aan het eind van – meestal – een toespraak: Het gaat je goed. Ook hier: je hoopt dat het goed gaat, dus de aanvoegende wijs ga.
Dus, Volkskrantjournalist, het ga u goed door het doolhof van de grammatica, dan gaat het goed!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten