Morgen is het 5 december, de dag waarop we in Nederland Sinterklaas vieren.
Over het feest is zo ongeveer alles al gezegd. LinguaLog pakt het deze keer eens anders aan. We gaan zijn kledingstukken eens één voor één taalkundig bekijken, een soort etymologische striptease dus.
Wie Sinterklaas wil aankleden, begint niet met zijn onderbroek! In de tijd van de eerste bisschop van Myra, zo rond 300, droegen de mannen nog geen onderbroek. Men droeg hooguit een om de heupen geslagen linnen doek. Sporten deed men zelfs helemaal naakt, zoals we weten van de antieke Olympische Spelen. Zelfs in Schotland droeg men in de negentiende eeuw onder de kilt geen onderbroek, hoewel deze delicate kwestie altijd in nevelen gehuld is gebleven.
Hoe dan ook: wat hij ook draagt, iets speciaals is het niet, want er bestaat geen apart woord voor.
Of hij een borstrok draagt, zullen we ook wel nooit te weten komen. Op het dak kan het 's nachts behoorlijk koud zijn, dus een verstandige Sint draagt die wel.
Dan komt zijn tabberd of tabbaard. Dat is eigenlijk een lang priesterkleed met 33 knoopjes, verwijzend naar het aantal levensjaren van Christus. Het woord komt al in de middeleeuwse Romaanse talen voor. Een tabar was een wapenrok, maar de verdere etymologie is onbekend. Paardrijden is niet erg handig met een tabberd aan, en Sinterklaas draagt dan een tot broekrok vermaakte tabberd.
Over de tabberd draagt hij een albe, een witte mantel. Albe komt van het Latijnse albus, dat wit betekent. Een albe heeft vaak een kanten of geborduurde zoom, en is iets korter dan de tabberd.
Over de albe draagt hij een stola, een lange band waarop zich de waardigheidstekenen van een bisschop bevinden. Stola komt via het Latijn uit het Grieks: stolè betekent uitrusting, kleding. Het is verwant met ons werkwoord stellen: een van die woorden die zaken aanduiden die er altijd en overal geweest zijn, daterend uit de tijd van het Indo-Europees.
Daaroverheen komt ten slotte de mantel. Het woord is ontleend aan het Latijnse mantellum, en dat is op zijn beurt waarschijnlijk van Keltische oorsprong.
Op zijn hoofd draagt hij een mijter. Ook dat woord is via het Latijn uit het Grieks geleend. De mitra, een ceremoniële hoofdband, hadden de Grieken leren kennen via hun contacten met het oosten. Vermoedelijk hangt het woord samen met de Perzische Mithrascultus, die zich in de oudheid over het Middellandse Zeegebied verspreidde en veel aanhangers had.
Ziezo, de bisschop is aangekleed. Het is intussen wel een internationaal ratjetoe geworden. Daar komt ten slotte, hoewel geen kleding, zijn staf bij. Dat woord is in de verte verwant met staan en steunen, maar de oorsprong van de staf als waardigheidsteken komt van de Etrusken.
Die komen in een volgende column aan bod.
Sinterklaas is erg gevleid
BeantwoordenVerwijderendoor dees' tekst, aan hem gewijd.